Gestudeerd heeft het journalistenduo wel degelijk. Frank Mulder (1978) studeerde Geschiedenis der Internationale Betrekkingen en Freek Koster (1979) Internationale Economie. Hun zoektocht naar het antwoord op de vraag of groei moet, is ingegeven door hun eigen levensfilosofie. ‘We hebben geen zin om ons uit de naad te werken voor de eindejaarsbonus van een investeerder’, luidt hun nawoord. ‘Het is zinvoller om te werken aan de kwaliteit van de samenleving.’
Groei slurpt
Ook aan het begin van hun boek verraadden ze hun ideologie. Europese vissers moeten volgens hen uitwijken naar de Afrikaanse westkust omdat onze eigen visstanden bedreigd zijn. En voor het veevoer van onze varkens moeten enorme lappen oerwoud in Zuid-Amerika worden gerooid. En olie, het smeermiddel van de economie, moeten we kopen ‘van dictators die verantwoordelijk zijn voor de ernstigste mensenrechtenschendingen’. Groei slurpt energie, weten de auteurs. ‘Voor het overgrote deel wordt dat nog steeds op een vervuilende manier opgewekt.’
Ze zijn er allemaal blij mee
Laurens Jan Brinkhorst, oud-minister van Economie en thans hoogleraar Internationaal recht, is niet onder de indruk van het idealisme dat hun vragen aan de dag legt. "Het spijt me om het u te vertellen, maar het is naïef om vraagtekens te zetten bij groei", zegt hij. "De welzijnsbevordering stagneert zonder groei, want materieel welzijn is een voorwaarde voor geestelijk welzijn. ‘Erst kommt das Fressen, dann die Moral’, zoals Bertolt Brecht dat zegt." Groei is volgens Brinkhorst ook een smeermiddel in de conflicten tussen belangengroepen. "India is de laatste jaren enorm gaan groeien, ze zijn er allemaal blij mee."
Het siert de interviewers dat ze zich door een autoriteit als Brinkhorst nederig de les laten lezen. Op niet zachtzinnige wijze, want de oud-politicus stelt zich in het vraaggesprek op als een chagrijnige leermeester die een stel wereldverbeterende schooljongens uit hun droom moet helpen. "Onze vragen liggen al in de prullenbak voordat wij ze hebben gesteld."
Verwaarloosbaar effect
Maar net zo zelfverzekerd als Brinkhorst ‘kleine rondjes op zijn bureaustoel rijdt’, vragen de journalisten door. "Maar waarom dan, hoe leidt groei tot welzijn?", werpen ze hem voor de voeten. "Door groei is de economie veel socialer ingericht", repliceert de sociaal-liberaal. "Denk aan de afschaffing van kinderarbeid, de emancipatie van vrouwen." Groei is volgens Brinkhorst de wortel van alles. "Daarná komt de rest: duurzaamheid, een eerlijke verdeling. Als we dat niet zouden doen, zou het verdomd slecht gaan." De professor laat zich hier kennen als een macro-econoom, en schuwt er niet voor dat zijn argwanende toehoorders in te wrijven. "Sorry dat het onvriendelijk klinkt, maar u hebt als individu een verwaarloosbaar effect op de economie." Het is volgens hem "fictie" dat groei niet nodig is. "Er is geen land met een nulgroei waar het goed gaat. Amen."
Net als in 1929
Dit interview, of zeg maar college, is slechts het begin van hun ‘onthutsende zoektocht’. Een reis waarin zij onder meer Paul de Beer (arbeidseconoom – ‘De derde baard alweer’), Coen Teulings (directeur CPB – ‘Na één vraag kunnen we onze zorgvuldig voorbereide vragenlijst wel opzij leggen’) en Angelien Kema – ‘De vrouw van 400 miljard’) bezoeken.
Bevestiging vinden zij gelukkig ook. En wel bij niemand minder dan Bob Goudzwaard, de emeritus hoogleraar economie die een plaats in het kabinet Van Agt weigerde omdat hij zich niet kon vinden in de koers. ‘Alsof je bij je opa op de koffie gaat’, zo leiden Mulder en Koster het interview met de 73-jarige geleerde in. En zoals het een opa betaamt, vertelt Goudzwaard van vroeger, de beurskrach van 1929 die zich anno 2008 lijkt te herhalen.
De huidige crisis, die bij het verschijnen van het boek (in april 2008) nog niet de oceaan was overgewaaid, laat volgens hem zien dat de mens zich niet moet laten leiden door financiële groei, omdat je dan de ondergrond vergeet. "De financiële markten zijn de baas geworden van de reële economie." Dat is volgens Goudzwaard een bewuste keuze geweest, een culturele keuze. "Geldschepping is het eerste dat werd geprivatiseerd. Vroeger mocht alleen de staat geld maken, maar in de loop der tijd zijn de privaten dat zelf gaan doen." Eerst bleef dat binnen de grenzen van de reële economie, doceert hij, maar in dertig jaar tijd is het onderhuids gegroeid. "We kunnen steeds meer in geld handelen, doordat er steeds meer items zijn aangemaakt waarin je geld kunt stoppen. Er is een markt in derivatives, waarmee je geld kunt verdienden aan de ontwikkeling in de eurokoers." Zo bezien is het volgens de oud-ARP’er niet verwonderlijk dat er in de financiële economie veertig keer zo veel geld in omloop is als in de reële economie. "Als dat instort, dan gaat de reële economie mee. Net als in 1929."
Welvaartsbarometer
Het antwoord op de vraag van het journalistenduo komt als Goudzwaard een onderzoek aanhaalt van Daly en Cobb, de economen die in 1989 een zogenaamde welvaartsbarometer ontwikkelden. "Zij hebben geprobeerd voor verschillende landen het sociaal, menselijk, natuurlijk en fysiek kapitaal te meten en stellen dat vanaf ongeveer 1980 de welvaart in brede zin gedaald is." Zelfs het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank dragen schuld, betoogt hij. "Onder druk van deze instellingen moesten Afrikaanse landen in de jaren ’80 hun economie laten groeien. De output was het belangrijkste. De grenzen moesten open, de markten geprivatiseerd en de handelstarieven afgeschaft. En inderdaad: de exportopbrengsten gingen omhoog. Maar wat gebeurde er met de gezondheidszorg en het onderwijs? Dat stortte in, want er was geen geld meer voor. Dat zagen zij als overheidsconsumptie die beperkt moet worden."
Goudzwaard laat zich ontvallen dat hij een beetje teleurgesteld is in een oud-student van hem. Het gaat om ene Wouter Bos. "Wouter liet zich ontvallen dat hij eigenlijk geen visie heeft. ‘Gewoon een beetje helpen wie dat nodig heeft’, zei hij op tv."
Als het aan Goudzwaard ligt moeten we een voorbeeld nemen aan de aboriginals. Zij weigerden soms een bepaalde techniek als dat hun samenleving in gevaar bracht. En bovendien werkten ze maar vier uur per dag. "Hun woord voor welvaart doet denken aan die enorme plaatsnamen in Wales, het woord betekent letterlijk datgene-wat-je-nog-net-op-je-hoofd-kunt-meenemen." Op dat soort spreuken is de emeritus hoogleraar, die zijn woning heeft volgehangen met tegeltjeswijsheden, dol. Zijn eigen credo luidt: "Er is geen boom die het in zijn stam haalt om tot de hemel te groeien."
Wie alles doorziet, ziet niets
Toont Goudzwaard hier het ongelijk van Laurens Jan Brinkhorst aan, de man die wél bestuursverantwoordelijkheid heeft gedragen? Of is het slechts een ideologie, een visie op hoe de samenleving het best draaiende gehouden kan worden? Mulder en Koster bewaren hun finale oordeel tot het einde. Maar gedurende het boek maken ze met één verwijt van de oud-minister wel korte metten. Namelijk dat ze naïef zouden zijn. En dat is onzin, zo blijkt uit de literatuur die zij aanhalen. Op pagina 141 citeren ze bijvoorbeeld de Ierse schrijver en christelijke apologeet C.S. Lewis (1898 - 1963).
Lewis was geen econoom, maar de passage die de interviewers uit zijn boek ‘De afschaffing van de mens’ halen, is tekenend voor de ‘ingenieuze producten’ die het financiële systeem anno 2008 de das om doen. ‘Je kunt niet eindeloos doorgaan met dingen "doorzien". Bij doorzien gaat het om wat doordoor zichtbaar wordt’, schreef Lewis. ‘De doorzichtigheid van het raam is goed omdat de tuin en de straat daarachter ondoorzichtig zijn. Wat als je nu ook door de tuin kunt kijken? Wie alles "doorziet", ziet niets.’
Over Steven de Jong
Steven de Jong is zelfstandig redacteur (Stevenschrijft.nl) en schrijver van de roman Bezorgde burgers (Lebowksi). In 2023 reageerde hij, namens Stichting Support Stotteren en Start Foundation, op tachtig vacatures met de vraag of de functie ook openstaat voor gekwalificeerde kandidaten die stotteren. Een ontluisterende verkenning waarvan hij verslag doet in De kracht van het verschil (Durden).