Reader intensive-care-verpleegkunde

Specificaties
Paperback, blz. | Nederlands
Bohn Stafleu van Loghum | e druk, 2016
ISBN13: 9789036816977
Rubricering
Bohn Stafleu van Loghum e druk, 2016 9789036816977
Verwachte levertijd ongeveer 9 werkdagen

Samenvatting

De Reader Intensive-care-verpleegkunde is een bundeling van hoofdstukken over intensive-care verpleegkunde bij volwassenen, kinderen en neonaten. Deze bundel wordt o.a. gebruikt bij minoren (hoog-)complexe zorg.
Deze reader bevat capita selecta uit de reeks Leerboeken intensive-care-verpleegkunde. Deze leerboeken beschrijven het volledige actuele terrein van de intensive-care-verpleegkunde en zijn aangepast aan nieuwe inzichten en protocollen.
Leerboek intensive-care-verpleegkunde 2 wordt gebruikt in de opleiding tot intensive-care-verpleegkundige in Nederland en België en in een aantal opleidingen met een overeenkomstig karakter. Het is tevens een actueel naslagwerk voor de intensive-care-verpleegkundige in de praktijk. 

Geselecteerde hoofdstukken: Respiratie, Het centrale zenuwstelsel, Het renale systeem, Regulatie van de lichaamstemperatuur.
Leerboek intensive-care-verpleegkunde kinderen gaat over de zorg voor kinderen op de intensive care. Het is bedoeld voor verpleegkundigen die de specialistische vervolgopleiding intensive-care-kinderverpleegkunde volgen. Daarnaast is het boek een naslagwerk voor diegenen die in de praktijk werkzaam zijn en voor alle verpleegkundigen die in aanraking (kunnen) komen met ernstig zieke kinderen. 
Geselecteerd hoofdstuk: Kindertraumatologie.
Leerboek intensive-care-verpleegkunde neonatologie beschrijft de multidisciplinaire behandeling en verpleegkundige zorg van te vroeg of ziek geboren kinderen. Deze kinderen worden behandeld in speciale neonatale centra (intensive care) of op neonatologie-afdelingen (postIC-zorg en/of high care), maar ook op kinderafdelingen (eerste acute opvang en high care). Dit boek is het standaardwerk voor verpleegkundigen die een vervolgopleiding (intensive care) neonatologie volgen, of die anderszins geschoold worden op het gebied van neonatologie. Ook is het een naslagwerk voor andere professionals binnen de gezondheidszorg die zich bezighouden met de zorg voor pasgeborenen en hun familie.
Geselecteerde hoofdstukken: Respiratoir systeem/Respiratie, Circulatie, Zenuwstelsel, Renaal systeem, Gastro-intestinaal systeem, Lichaamstemperatuur, Pijn en pijnbestrijding.
Een groot team van specialisten op medisch en verpleegkundig gebied leverde hun bijdrage aan deze hoofdstukken.Geert van den Brink is als directeur verbonden aan de Radboud Zorgacademie te Nijmegen en daarnaast coördinator van de masteropleiding Physician Assistant van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
Kijk voor de complete edities en meer studiemateriaal op www.bsl.nl. 

Specificaties

ISBN13:9789036816977
Taal:Nederlands
Bindwijze:paperback

Inhoudsopgave

– Leerboek intensive-care-verpleegkunde deel 2. – Redactie: G.T.W.J. van den Brink en F.W.M. Lindsen. – 11 Respiratie. – 11.1 Inleiding. – 11.2 Functionele anatomie. – 11.2.1 De bovenste luchtwegen. – 11.2.2 De thorax. – 11.2.3 Longen en luchtwegen. – 11.2.4 Longvolumina. – 11.2.5 Regulatie van de ventilatie. – 11.2.6 Ventilatie, perfusie en gasuitwisseling. – 11.2.7 Doderuimteventilatie. – 11.2.8 Shunt. – 11.2.9 Diffusie. – 11.2.10 Zuurstof- en koolzuurtransport. – 11.2.11 Ademarbeid. – 11.3 Algemene diagnostiek. – 11.3.1 De thoraxröntgenfoto. – 11.3.2 De transthoracale echografie van de thoraxwand, de pleura en de long. – 11.3.3 Computertomografie (CT-scan) van de long en de thorax. – 11.3.4 Bloedgassen. – 11.4 Pathofysiologie. – 11.4.1 Ventilatie-perfusiestoornis en koolzuuruitwisseling. – 11.4.2 Ventilatie-perfusiestoornis en zuurstofuitwisseling. – 11.5 Kliniek respiratoir falen. – 11.5.1 Geremd ademcentrum met een normale longfunctie. – 11.5.2 Ventilatoir falen bij neuromusculaire aandoeningen. – 11.5.3 Chronisch obstructief longlijden. – 11.5.4 Acuut respiratoir falen. – 11.5.5 Acute respiratory distress syndrome. – 11.5.6 Infectie en de long. – 11.5.7 Emfyseem. – 11.5.8 Asthma bronchiole. – 11.5.9 Longembolie. – 11.5.10 Pleurale ruimte. – 11.6 Behandeling. – 11.6.1 Intubatie-extubatie. – 11.6.2 Zuurstoftherapie. – 11.6.3 Beademing. – 11.6.4 Evaluatie van de patiënt aan de beademing. – 11.6.5 Complicaties van beademing. – 11.6.6 Het ontwennen van de beademing. – 11.7 Algemene observatie. – 11.7.1 Ademfrequentie. – 11.7.2 Ademritme en -diepte. – 11.7.3 Vitale capaciteit. – 11.7.4 Thoraxexcursies. – 11.7.5 Luisteren en ausculteren. – 11.7.6 Bewustzijnsniveau. – 11.7.7 Observatie van de gaswisseling. – 11.7.8 Circulatie. – 11.8 Diagnostiek en bewaking van de respiratie. – 11.8.1 Verschijnselen van een acute respiratoire insufficiëntie. – 11.9 De ondersteuning van de respiratie. – 11.9.1 Het toedienen van zuurstof. – 11.9.2 Pleuradrainage. – 11.9.3 Het vrijmaken en vrijhouden van de luchtwegen. – 11.10 De verpleegkundige zorg voor de geïntubeerde/gecanuleerde patiënt. – 11.10.1 Het fixeren van de tube of canule. – 11.10.2 Het bevochtigen van de inspiratoire lucht. – 11.10.3 Het verwijderen van bronchussecreet (mucus). – 11.10.4 Het monitoren van de cuffdruk. – 11.10.5 Het voorkomen van infecties. – 11.10.6 Het onderhouden van de communicatie. – 11.10.7 Het begeleiden van de patiënt en familie/naasten. – 11.11 Mechanische beademing. – 11.11.1 Het beademen met een beademingsballon. – 11.11.2 Het beademen met behulp van een beademingsapparaat. – 11.11.3 De bewaking bij mechanische ventilatie. – 11.11.4 Het signaleren en bestrijden van de complicaties. – 11.11.5 Het ontwennen van de beademing. – 11.11.6 Het extuberen van de patiënt. – 11.11.7 Specifieke problemen bij de beademde patiënt. – Literatuur. – 12 Het centrale zenuwstelsel. – 12.1 Inleiding. – 12.2 Beknopte anatomie en fysiologie. – 12.2.1 Hersenvliezen. – 12.2.2 Cerebrum. – 12.2.3 Diencephalon. – 12.2.4 Cerebellum. – 12.2.5 Hersenstam. – 12.2.6 Anatomie wervelkanaal en ruggenmerg. – 12.2.7 Cerebrale vaatvoorziening. – 12.2.8 Ventrikelsysteem en liquor cerebrospinalis. – 12.3 Intracraniële druk. – 12.3.1 Volume en druk in het neurocranium. – 12.3.2 Mechanische en vasculaire effecten van een verhoogde intracraniële druk. – 12.3.3 Technieken om de intracraniële druk te meten. – 12.3.4 De registratie van de intracraniële druk. – 12.3.5 Indicaties tot het meten van de intracraniële druk. – 12.3.6 Door therapie verhoogde intracraniële druk. – 12.3.7 Algemene verpleegkundige zorg bij een patiënt met verhoogde intracraniële druk. – 12.4 Hersenoedeem. – 12.4.1 De behandeling/bestrijding van hersenoedeem. – 12.5 Onderzoek, diagnostiek en bewaking op de intensive-care-afdeling. – 12.5.1 Klinisch-neurologisch onderzoek. – 12.5.2 Technische diagnostiek bij cerebrale afwijkingen. – 12.5.3 Technische diagnostiek bij ruggenmergaandoeningen. – 12.6 Traumatisch schedelhersenletsel. – 12.6.1 Schedelletsel. – 12.6.2 Hersenletsel. – 12.6.3 Traumatische hematomen. – 12.6.4 Behandeling van patiënten met ernstig schedelhersenletsel. – 12.6.5 Ziektebeloop en prognose. – 12.7 Dwarslaesie. – 12.7.1 Traumatische letsels van de wervelkolom. – 12.7.2 Algemene symptomatologie dwarslaesie. – 12.7.3 Intensieve zorg voor de dwarslaesiepatiënt. – 12.8 Liquorcirculatiestoornis (hydrocefalus). – 12.8.1 Oorzaken. – 12.8.2 Klinische verschijnselen. – 12.8.3 Behandeling. – 12.9 Tumor cerebri. – 12.9.1 Verschijnselen. – 12.9.2 Diagnostiek. – 12.9.3 Therapie. – 12.9.4 Postoperatieve problemen. – 12.10 Subarachnoïdale bloeding. – 12.11 Epilepsie. – 12.11.1 Indeling epilepsie. – 12.11.2 Het risico van een epileptisch insult bij een intensivecare- patiënt. – 12.11.3 Behandeling van epileptische insulten in de acute situatie op de spoedeisende hulp en de intensive care. – 12.12 Myasthenia gravis. – 12.12.1 Pathofysiologie en diagnose. – 12.12.2 Behandeling. – 12.13 Het syndroom van Guillain-Barré. – 12.13.1 Pathofysiologie en diagnose. – 12.13.2 Behandeling. – 12.14 Infectieziekten van het centrale zenuwstelsel. – 12.14.1 Meningitis. – 12.14.2 Subduraal empyeem en cerebraal abces. – 12.14.3 Postoperatieve infecties. – 12.14.4 Virale infecties van het centrale zenuwstelsel. – 12.15 Hersendood en de behandeling van de potentiële orgaandonor. – 12.15.1 Behandeling. – 12.16 Verpleegkundige zorg. – 12.17 (Hetero)anamnese. – 12.18 Diagnostiek. – 12.18.1 Observatie van het bewustzijn. – 12.18.2 Pupilcontrole. – 12.18.3 Oogstand en oogbewegingen. – 12.19 De bewaking van de vitale lichaamsfuncties. – 12.19.1 Lichaamstemperatuur. – 12.19.2 Ademhaling. – 12.19.3 Circulatie. – 12.20 De ondersteuning en eventuele overname van vitale lichaamsfuncties. – 12.20.1 Verhoogde intracraniële druk. – 12.20.2 Dwarslaesie. – 12.20.3 Tumoren. – 12.20.4 Bloedingen. – 12.20.5 Ischemisch cerebrovasculair accident. – 12.20.6 Epilepsie/status epilepticus. – 12.20.7 Perifere zenuwaandoeningen. – 12.20.8 Infectieziekten. – 12.20.9 Hersendood en orgaandonatie. – Literatuur. – 13 Het renale systeem. – 13.1 Inleiding. – 13.2 Algemene begrippen. – 13.2.1 Diffusie. – 13.2.2 Convectie. – 13.2.3 Osmose. – 13.2.4 Semipermeabele membraan. – 13.3 Anatomie van de nier. – 13.3.1 Macroscopisch. – 13.3.2 Bloedvatvoorziening. – 13.3.3 Microscopisch. – 13.4 Functies van de nier. – 13.4.1 Volume- en bloeddrukregulatie. – 13.4.2 Osmoregulatie. – 13.4.3 Klaring. – 13.4.4 Het zuur-base-evenwicht. – 13.4.5 Bloedaanmaak. – 13.4.6 Overige hormonale functie. – 13.5 Onderzoek van de nierfunctie. – 13.5.1 Bloedonderzoek. – 13.5.2 Urinesamenstelling en urinekweken. – 13.5.3 Urinesediment. – 13.5.4 Echografie van de nieren en duplexonderzoek. – 13.5.5 CT-scan en angiografie. – 13.5.6 Nierbiopsie. – 13.6 Chronische nierinsufficiëntie. – 13.6.1 Oorzaken van chronische nierinsufficiëntie. – 13.6.2 Gevolgen van chronische nierinsufficiëntie. – 13.6.3 De patiënt met chronische nierinsufficiëntie op de intensive care. – 13.7 Acute nierinsufficiëntie. – 13.7.1 De RIFLE-ciriteria. – 13.7.2 Oorzaken van acute nierinsufficiëntie. – 13.7.3 Diagnostiek van acute nierinsufficiëntie. – 13.7.4 Gevolgen en prognose van acute nierinsufficiëntie. – 13.8 Nierfunctievervangende therapie. – 13.8.1 Vormen van nierfunctievervangende therapie. – 13.8.2 Timing van de start van nierfunctievervangende therapie. – 13.8.3 Toegang tot de bloedbaan. – 13.8.4 Antistolling. – 13.8.5 Dosering van nierfunctievervangende therapie. – 13.8.6 Substitutievloeistoffen en dialysaat. – 13.8.7 Complicaties van nierfunctievervangende therapie. – 13.9 Verpleegkundige zorg bij nierfunctievervangende therapie op de intensive care. – 13.9.1 Inleiding. – 13.9.2 Continue nierfunctievervangende therapieën. – 13.9.3 De machines voor CVVH(D)(F). – 13.9.4 Startvoorwaarden. – 13.9.5 Verpleegkundige zorg bij CRRT. – 16 Regulatie van de lichaamstemperatuur. – 16.1 Inleiding. – 16.2 De fysiologie van de temperatuurregulatie. – 16.3 Het meten van de temperatuur. – 16.4 Hypothermie. – 16.5 Hypotherme patiënten op de intensive care. – 16.6 Hyperthermie. – 16.7 De hitteberoerte. – 16.8 Maligne hyperthermie. – 16.9 Maligne neuroleptisch syndroom. – Leerboek intensive-care-verpleegkunde kinderen. – Redactie: G.T.W.J. van den Brink, T.N.C. Tol en E.M. van Vught. – Derde druk 2012. – 10.4 Kindertraumatologie. – Auteur: dr. W.L.M. Kramer. – 10.4.1 Inleiding. – 10.4.2 Epidemiologie van ongevallen bij kinderen. – 10.4.3 Eerste opvang volgens ATLS/APLS-principe. – 10.4.4 Normaalwaarden en scoring, systemen bij kinderen. – 10.4.5 Traumata. – 10.4.6 Letsels van de extremiteiten bij kinderen. – 10.4.7 Brandwonden bij kinderen. – 10.4.8 Verdrinking. – 10.4.9 Kindermishandeling. – Leerboek intensive-care-verpleegkunde neonatologie. – Redactie: G.T.W.J. van den Brink, I.J. Hankes Drielsma, S.G.M. van Driessen en E. te Pas. – 3a Het respiratoire systeem. – 3a.1 Anatomie van het respiratoire systeem. – 3a.2 Embryologie van het respiratoire systeem. – 3a.3 Fysiologie van de ademhaling. – 3a.4 Fysiologische veranderingen rondom de geboorte. – 3a.5 Regulatie van de ademhaling. – 3a.6 Algemene diagnostiek. – 3a.7 Behandelingen van respiratoire problemen. – 3a.8 Ziektebeelden. – Literatuur en website. – 3b Respiratie. – 3b.1 Observatie. – 3b.2 Bewaking. – 3b.3 Ondersteuning van de eigen ademhaling. – 3b.4 Overname van de ademhaling. – 3b.5 Algemene aspecten van mechanische beademing. – 3b.6 Beademingsvormen. – 3b.7 Ziektebeelden. – Literatuur en website. – 4a Circulatie. – 4a.1 Inleiding. – 4a.2 Anatomie en fysiologie van de circulatie bij de pasgeborene. – 4a.3 Algemene diagnostiek. – 4a.4 Pathologie, pathofysiologie, specifieke diagnostiek en behandeling. – Literatuur. – 4b Circulatie. – 4b.1 Inleiding. – 4b.2 Algemene verpleegkundige observaties, bewaking en ondersteuning. – 4b.3 Specifieke verpleegkundige observaties, bewaking en interventies. – 4b.4 Verpleegkundige aspecten bij specifieke aandoeningen. – 4b.5 Zorg voor een pasgeborene met een aangeboren hartafwijking. – Literatuur. – 5a Zenuwstelsel. – 5a.1 Anatomie en fysiologie van het zenuwstelsel. – 5a.2 Diagnostiek van neurologische verschijnselen en hersenafwijkingen. – 5a.3 Aangeboren afwijkingen van het centrale zenuwstelsel. – 5a.4 Congenitale infecties waarbij het zenuwstelsel is aangedaan. – 5a.5 Perinataal verworven hersenafwijkingen en perinataal optredende stoornissen. – Literatuur. – 5b Zenuwstelsel. – 5b.1 Verpleegkundige observaties bij neurologische aandoeningen. – 5b.2 Specifieke verpleegkundige zorg. – Literatuur en website. – 7b Renaal systeem. – 7b.1 Inleiding. – 7b.2 Verpleegkundige observaties. – 7b.3 Conservatieve behandeling. – 7b.4 Zorg rond nierfunctievervangende behandeling. – Literatuur. – 9b Gastro-intestinaal systeem. – 9b.1 Inleiding. – 9b.2 Algemene verpleegkundige zorg. – 9b.3 Necrotiserende enterocolitis. – 9b.4 Inleiding verpleegkundige aspecten met betrekking tot chirurgische aandoeningen. – 9b.5 Mond-keelholte. – 9b.6 Oesofagusatresi e. – 9b.7 Maag. – 9b.8 Tractus-digestivusbloedingen. – 9b.9 Darmobstructies (duodenum, jejunum, ileum) en neonatale ileus. – 9b.10 Diafragma: congenitale hernia diaphragmatica. – 9b.11 Congenitale buikwanddefecten. – 9b.12 Hyperbilirubinemie. – 9b.13 Parenterale voeding. – 9b.14 Enterale voeding. – 9b.15 Wijze van toediening van voeding. – Literatuur. – 10b Lichaamstemperatuur. – 10b.1 Algemene observatie. – 10b.2 Verstoringen van de lichaamstemperatuur. – 10b.3 De omgevingstemperatuur op de NICU. – Literatuur en website. – 11b Pijn en pijnbestrijding. – 11b.1 Klinische procedures (medisch en verpleegkundig) die pijn kunnen veroorzaken. – 11b.2 Invloed van de omgeving op pijn. – 11b.3 Observatie, meting en beoordeling van pijn. – 11b.4 Niet-farmacologische pijninterventies. – 11b.5 Flowschema. – 11b.6 Pijnbeleid. – Literatuur en websites. 

Rubrieken

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden

        Reader intensive-care-verpleegkunde