Recensie

Schaduwen over de woestijn

Er i

Jan Leunis de Beij MBA | 6 maart 2005

s al veel geschreven over de tweede wereldoorlog, waarbij vaak wordt gekozen voor een historische invalshoek. In 'Schaduwen over de woestijn' kiest Jaap Jan Brouwer voor de invalshoek van management en organisatie. De ontwikkelingen van het Duitse en het Britse leger worden hierbij onder de loep genomen: Ze worden gevolgd vanaf de vrede van Versailles tot de slag bij El Alamein. Daaruit blijkt dat het Duitse leger tijdens de tweede wereldoorlog een duidelijk betere 'battlefield performance' kende dan al zijn tegenstanders. Uit het strijdtoneel in Noord-Afrika (1941 - 1942) legt Brouwer verbanden met moderne managementtheorieën en destilleert daaruit lessen voor vandaag. Brouwer analyseert het Duitse en Britse leger aan de hand van het 7-S model van Peters en Waterman van Mckinsey & Company uit 1984. De kern daarbij is dat het Duitse leger nadat het na de eerste wereldoorlog bij de vrede van Versailles vrijwel geminimaliseerd was, zich in de periode 1918 - 1940 zich snel en professioneel heeft gereorganiseerd. Er was een kleine kern van zeer gemotiveerde officieren, er was een uitmuntende opleiding; er was oog voor het ontwikkelen van persoonlijke kwaliteiten, en men kende een 'General Stab': een centrale denktank en expertisecentrum. Kortom: men had de lessen uit het verleden geleerd. Het beeld van het Duitse leger als een log, bureaucratisch orgaan, waar 'Befehl ist Befehl' uitgangspunt was, klopt niet met de werkelijkheid. Men had de 'Auftragstactiek' ontwikkeld, waarbij verantwoordelijkheden laag in de organisatie werden gelegd. De mens, het individu, nam een belangrijke plaats in. De (loopgraven)oorlog van 1914-1918 had duidelijk gemaakt hoe belangrijk zelfstandige denkende en werkende individuen en teams waren. Het Britse leger daarentegen was ongeslagen uit de eerste wereldoorlog gekomen, van oudsher een imperiaal ingesteld leger, vooral gericht om de rust te bewaren in de koloniën. Een traditionele gezagstructuur en hiërarchische verhoudingen tekenden deze organisatie. Er was geen enkele noodzaak tot innovatie of herbezinning van de organisatie. Brouwer behandelt vervolgens alle krijgshandelingen in de Noord Afrikaanse Sahara, waarbij de rollen van Rommel en Montgomery cruciaal blijkt te zijn. Daarbij lijken de stijl van leidinggeven, bravoure en persoonlijke moed bepalend te zijn. Curieus is dat de opponenten karakterologisch verreweg overeenkwamen. Dat de oorlog in de woestijn uiteindelijk in het voordeel van de Britten wordt beslist komt door de haperende logistiek van de Duisters (de Britten hadden vanuit Malta een vooruitgeschoven post) en de enorme militaire overmacht die de geallieerden hadden. De vraag is natuurlijk: wat leert dit ons? In zijn evaluatie stelt Brouwer dat er een managementconcept ontstaat waar de nadruk veel minder ligt op de 'harde' elementen uit het 7-S model zoals structuur en systemen, maar meer op de 'zachte' elementen; een model wat ingericht is om om te gaan met onzekerheden en chaos, in plaats van onzekerheden uit de omgeving proberen te onderwerpen aan een rigide planning-en controle cyclus. Dit managementconcept stelt hoge eisen aan de visie van leidinggevenden en de wijze waarop zij dit kunnen vertalen naar alle elementen van de organisatie en de medewerkers leert om te gaan met onzekerheden. Dit managementconcept betekent tevens het afscheid van belangrijke elementen van Anglo-Amerikaanse concepten en leidt tot een meer contemporaal, Europees model, ofwel het Rijnlandsmodel. Brouwer hoopt dat zijn boek bijdraagt tot een beter begrip van dit model en een nuancering van de zegeningen van de Anglo-Amerikaanse managementopvattingen. Het hanteren van een andere invalhoek kan daarbij leiden tot verrassend nieuwe inzichten. Je moet trouwens wel een beetje van oorlogje voeren houden om heelhuids door dit boek te komen. Veel veldslagen worden minutieus doorgezaagd waarbij de aardige illustraties mij soms meer konden bekoren dan de militaire verhandelingen. Aan de andere kant is het buitengewoon fascinerend hoe op een volstrekt andere manier dan gebruikelijk een beladen episode uit de geschiedenis bekeken wordt en waarbij onverwachte conclusies getrokken kunnen worden. Blijkbaar zijn we collectief door een 'good-bad guy' beeld beïnvloed. Ik vind daarbij de relatie naar het hedendaagse management en met name naar de ontwikkeling van het Rijnlands model logisch, bruikbaar en goed onderbouwd. 'Schaduwen in de woestijn' is het lezen waard.

Over Jan Leunis de Beij MBA
Jan Leunis de Beij MBA is projectmanager bij Evean, een zorgconcern in de Zaanstreek, Waterland en Amsterdam-Noord. Kerntaken: verander- en interim-management. Hij reisde in 2002 – 2003 met eigen vervoer door Noord en West Afrika. Tevens behoort Jan Leunis tot de Alumni van Business School Nederland, de Action Learning MBA.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Boek bij dit artikel

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden