Waarom is Nooit meer sjoemelen een aardig boek? Allereerst omdat de titel raak is. Even denk je nog: waar gaat het nu eigenlijk over, maar al vrij is snel is duidelijk dat het tempo dat we met z’n allen hanteren, een doodlopende weg is. En toch blijven we met z’n allen rennen. Waarom? Vooral om er persoonlijk beter van te worden. Via een bonus of via een promotie. Veelzeggend citaat in het boek: ‘Wie de kunst van het sjoemelen het best beheert, maakt het snelst carrière.’ Om maar zo snel mogelijk verder te komen en meer te willen, schieten we in de valkuil van het sjoemelen. We doen dingen die we eigenlijk niet willen, die we feitelijk niet in ons hebben, maar toch doen ter meerdere eer en glorie. Denk maar aan de afstandelijke, autoritaire en hondse manager die thuis een hele aardige huisvader is, zo lezen we in dit boek. Er zal er best één zijn die gewoon wel zo is, maar grosso modo is deze gespleten persoonlijkheid niet normaal. En toch treedt hij dankzij sjoemelgedrag steeds vaker op de voorgrond.
Het motto van Nooit meer sjoemelen is een gedicht.
Ik leef twee levens op een dag
Een dat moet en een dat mag
Oh, wanneer zal ik weer kunnen leven
Als toen ik nog geen scheiding zag.
Conclusie van deze vier regels van Guillaume van der Graft: mensen zouden weer eens één en dezelfde moeten zijn. Terug naar de ware ik. Jezelf zijn en geen gekke dingen doen die je eigenlijk niet wilt. En juist door te wijzen op sjoemelen en de negatieve connotatie die daarvan uitgaat, zal de lezer heel snel geneigd zijn zichzelf te herkennen. Niemand wil sjoemelen, en toch doen we het.
De kredietcrisis is natuurlijk wel het ultieme voorbeeld dat we de weg met z’n allen kwijt zijn geraakt en massaal aan het sjoemelen zijn geslagen. En ja, daarmee is ‘Nooit meer sjoemelen’ een nogal somber boek, hoewel aan het einde wel de zon weer gaat schijnen en er oplossingen geboden worden. Toch maar een voorbeeld van de somberheid: ‘Diep bewonderde en hoogbetaalde managers blijken bij een tegenvallende conjunctuur gewone stervelingen te zijn zonder buitengewone begaafdheden.’ Zo, daar kunt u het mee doen. Ga daar maar eens over nadenken. En zo zijn er meer citaten aan te halen om de lezer pijnlijk duidelijk te maken dat hij op een dwaalspoor is geraakt in ‘een op hol geslagen tijdmachine’.
Volgens de auteurs is de bron van sjoemelgedrag ‘het onvermogen om met tegenslagen om te gaan’. En nog zo’n oneliner die tot nadenken stemt: ‘De menselijke maat is zo langzamerhand zoek en steeds meer energie gaat verloren in angstgestuurde overlevingspatronen: behoudzucht, egocentrisme en opportunisme.’ Verder voorspellen de auteurs dat het een zware tijd gaat worden voor control freaks, perfectionisten, rationalisten, planners en onzekerheidsmijders. En dat het misschien eens aan te raden is om een kunsthistoricus of filosoof op een hoge plek te benoemen. Want uiteindelijk, zo concluderen de schrijvers, ‘is de mens niet voorbestemd om een zielloos en a-sociaal leven te leiden. Bovendien kun je niet ongestraft tegen je natuur in leven. Het hele wezen zal zich verzetten tegen haar bruuskering, zo nodig met zelfdestructie’. Ofwel: een pleidooi om wat gescheiden was weer bijeen te brengen. Zoals het gedicht ons voorhoudt. Integer, consequent en overtuigend. Dat is waar de auteurs uiteindelijk op uit willen komen. Een nobel streven, goed verpakt in de metafoor van het sjoemelen. Een remedie tegen achterdocht, cynisme en machteloosheid, zoals de ondertitel luidt.
Over Ronald Buitenhuis
Ronald Buitenhuis is freelance journalist.