Interview

Martine van Rooijen

‘Verrassend hoe snel de ontwikkelingen op kantoor zijn gegaan’

Martine van Rooijen stelde een fotoboek samen over ‘honderd jaar tussen negen en vijf’ en gaf het boek als titel Zat ik maar op kantoor mee. Beelden van de recente kantoorgeschiedenis ontbreken. ‘Foto’s van zoals het nu is, passen niet in een nostalgisch boekje. Mensen moeten bij het zien van de foto’s denken: zo was het!’

Annegreet van Bergen | 20 mei 2009 | 4-5 minuten leestijd

Waarom dit boekje?

Ik heb al eerder drie nostalgische fotoboekjes gemaakt en dacht dat het kantoorleven een leuk onderwerp voor een vierde boekje zou zijn. Per slot van rekening werken veel mensen op kantoor. Ik heb me globaal ingelezen in het onderwerp en een lijst gemaakt van foto’s die ik zou willen gebruiken. Daarna ben ik het archief van Spaarnestad Photo ingedoken. Daar stuitte ik ook op andere onderwerpen en uit die wisselwerking is langzaam maar zeker dit boekje ontstaan.

Wat heeft u het meest verbaasd?

Ik was heel erg verrast over de opstelling van de bureaus. Het kantoor leek vroeger wel een schoollokaal. De chef had het overzicht over zijn ondergeschikten, zoals een juffrouw voor de klas, zodat hij kon zien of iedereen aan het werk was. Verder vind ik verrassend hoe snel de ontwikkelingen op kantoor zijn gegaan. In 1900 werd alles nog met de hand gedaan. De lessenaars uit in die tijd waren ook nog schuin. Dat veranderde toen er apparaten kwamen. Toen moest het bureaublad natuurlijk recht zijn. Zeker tussen 1900 en 1930 ging het razendsnel. Zoals bij elke revolutie was er grote weerstand. Bijvoorbeeld tegen de typemachine. Mensen werden gek van het lawaai en vonden het allemaal veel te snel gaan. Verzet tegen vernieuwingen, ook nu nog, is best begrijpelijk. Mensen kunnen vaak niet overzien wat de voordelen zijn.

U heeft zich in belangrijke mate laten leiden door de introductie van nieuwe apparaten.

Ja. En dan gaat het soms om in onze ogen simpele dingen. Maar die betekenden vaak wel een enorme sprong voorwaarts. Neem de introductie van de kaartenbak. Die vormde het begin van een nieuw tijdperk. Tot die tijd hield men de administratie alleen in boeken bij. Dat was erg lastig als je alle informatie over één persoon, bijvoorbeeld voor verzekeringen, terug wilde vinden. Dan moest je enorm bladeren. Voor dat probleem bieden kaartenbakken de oplossing. Of kijk naar de tijd dat er nog geen telefoon bestond, of toen die nog erg duur was. Toen overbrugden loopjongens bij wijze van spreken elke tien meter. Wanneer bijvoorbeeld een handelskantoor een telegram naar Batavia wilde sturen, kwamen daar ettelijke loopjongens aan te pas. De directeur dicteerde het telegram aan de correspondent, dan bracht een loopjongen het naar het telegraafkantoor. Een ambtenaar nam het in ontvangst en een loopjongen bracht het vervolgens naar de buizenpost naar de seinzaal voor het buitenland. Daarvandaan bracht een andere loopjongen het naar de distributeur. Die gaf het nummer en dan moest een weer andere loopjongen het op het juiste seintoestel leggen. En dan was het bericht nog lang niet in Batavia. Via Berlijn ging het naar Königsberg, naar Riga, Sint Petersburg, de Siberische landlijnen, enzovoort. En uiteindelijk bereikte het telegram via Bandjermassin en Sitobondo Batavia.

Welke foto’s die u graag had willen hebben, kon u niet vinden?

Uit wat ik heb gelezen, begrijp ik dat er in de jaren dertig bij de grote bedrijven uiterst luxe verdiepingen waren, speciaal ingericht voor de directie. De directeuren werden bijvoorbeeld door echte obers bediend. Maar daarvan is in de fotoarchieven niets terug te vinden. Een van de weinige zichtbare herinneringen aan de rangen en standen op kantoor zijn foto’s van speciale directie-ingangen. Ik heb er eentje van De Bazel, het onlangs gerestaureerde gebouw van de oude ABN aan de Amsterdamse Vijzelstraat. Daarop verlaten koningin Wilhemina en prins Hendrik het gebouw via de directie-ingang.

Welke foto vindt u zelf het mooiste?

Die op pagina 162. Daarop maakt een keurige secretaresse, haar benen zedig over elkaar geslagen, notities bij het bureau van haar baas. Een van haar pumps bungelt quasinonchalant, maar beheerst aan haar voet. In de vensterbanken staan geraniums. Het is kenmerkend voor het tijdsbeeld van het begin van de jaren zestig. In die tijd schreven vrouwenbladen regelmatig over secretaresses. Die artikelen heb ik met veel plezier gelezen. Het is verbazingwekkend aan welke eisen de secretaresses moesten voldoen. Ze moesten verzorgd zijn, maar mochten zeker niet te wuft zijn. Geen ‘wandelende schilderijen’. Naald en draad hoorden ze onder de handbereik te hebben. Want stel je voor dat er een knoopje van het jasje van de directeur viel. Dan moest de secretaresse het er weer aannaaien. In ‘Het handboek voor de secretaresse’, een leidraad die tot 1985 werd uitgegeven, wordt ook gewaarschuwd: ‘Er is een tijd geweest (verheerlijkt in roman en film) dat de baan als secretaresse werd beschouwd als de springplank naar een huwelijk. En hoewel het heus nog wel voorkomt, moet men er toch niet op rekenen dat dit altijd het resultaat is van een secretaressecarrière.’

Is er nog meer interessants uit die tijd te melden?

Het viel me op is dat overal op tafel asbakken staan. Nu bijna ondenkbaar. Maar, zo was het ooit wel.

Over Annegreet van Bergen

Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Boek bij dit artikel

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden