Schakers schijnen ook heel ver vooruit te kunnen denken. Dat valt tegen. In de meeste stellingen hoef je niet meer dan een paar zetten diep te denken. In andere stellingen is het menselijk onmogelijk om verder dan een zet of vijf door te rekenen, simpelweg omdat er zo veel mogelijkheden zijn. Slechts in uitzonderlijke gevallen denkt men meer dan vijf of soms wel tien zetten vooruit. Het gaat dan meestal om geforceerde varianten zonder al te veel zijtakken.
Brute rekenkracht is het domein van de computer. Computers geven op schaakgebied mensen het nakijken. U koopt al software voor minder dan honderd euro die sterker speelt dan de huidige wereldkampioen. Deze schaakprogramma’s kunnen niet denken. Ze maken geen plannen en voeren geen strategie uit. Ze berekenen in een razend tempo een grote hoeveelheid zetten en kijken dan wat het beste resultaat oplevert.
De roem die schakers ten deel valt vanwege hun strategische inzicht lijkt dus misplaatst. Hier krijgen wij de link naar het management op een presenteerblaadje aangereikt. Want van managers verwacht men strategisch inzicht. Voor wat het waard is. Het zal u dus niet verbazen dat de organisator van een strategische collegereeks zijn brochure opleukt met schaakstukken. Kennelijk heeft deze organisator meer verstand van reclame maken dan van schaken.
Schaken is dus bij lange na niet het strategische spel waar velen het voor verslijten. Vanaf de eerste zet weet je nooit welke richting het uitgaat. U kunt nog zulke mooie plannetjes smeden, er is altijd een tegenstander die uw hersenspinsels probeert te dwarsbomen. Of nog erger: die de boel helemaal op zijn kop zet.
In tegenstelling tot wat men wel eens denkt, zijn er in het schaakspel evenmin keiharde regels die succes garanderen. Het is veeleer een kwestie van enkele vuistregels toepassen en dan telkens goed opletten of die vuistregels ook gelden voor de onderhavige stelling. Er zijn net zo veel uitzonderingen (of meer) dan er regels zijn.
Grote schakers hebben wel een geweldige intuïtie. Het werd me haarfijn duidelijk toen ik ooit mocht aanzitten bij een ‘post mortem’ van een partij tussen Karpov en Timman. Karpov was destijds wereldkampioen en onbetwist de beste schaker. Timman was ‘the best of the West’. Zouden er geen Russen geweest zijn, dan had hij de schaakkroon gedragen. Op een gegeven moment vroeg ik aan Karpov: ‘Hebt u die zet overwogen?’ Hij reageerde vriendelijk met ‘geen moment’. Het kostte mij een paar uur om erachter te komen waarom niet. Hij zag het meteen. De reden? De zet was niet slecht, maar bood hem geen perspectief zijn stelling te verbeteren.
Dat is de kern van grootmeesterlijk denken: het is gericht op activiteit ontwikkelen en je positie verbeteren. Niet zozeer een kwestie van strategie als wel van alert reageren en kansen waarnemen. Wellicht meer tactiek dan strategie en, zoals bij Karpov, een geweldig positiegevoel. Het draait om de juiste ideeën en uiteraard de richting die je op wil. Maar er is zelden sprake van een ‘grote strategie’ die winnend voordeel brengt. Zo bekeken lijken schaken en management toch meer op elkaar dan ik in eerste instantie beweerde.