Column

Humor

Lang geleden dachten de mensen dat het menselijke lichaam uit vier sappen bestond: de gal, de zwarte gal, het bloed en het flegma. Ze gingen er daarbij vanuit dat deze vier sappen in evenwicht moeten zijn.

Rene ten Bos | 6 januari 2013 | 3-4 minuten leestijd

Gezondheid, zo werd er geredeneerd, is een kwestie van evenwicht. Ongezondheid ontstaat als één van de sappen gaat domineren over de andere. Die ongezondheid kan zowel lichamelijk als geestelijk zijn. Als de gal gaat domineren, wordt iemand driftig en opvliegend. Nog steeds noemen we zo’n persoon cholerisch of choleriek. Het Griekse woord voor ‘gal’ is ‘chole’. Als de zwarte gal gaat domineren, wordt iemand melancholisch. Andere woorden die we hier voor hebben: zwaarmoedig, zwartgallig en droefgeestig. Een dominante zwarte gal werd in de loop van de geschiedenis als het grootste gevaar voor de gezondheid van de mens beschouwd. Er was maar één therapie: hard werken. Als het flegma een persoon domineert, dan is hij in de ban van het slijm. De oude Grieken en Romeinen dachten dat slijm mensen onverstoorbaar en onverschillig maakte. Dat is in principe een mooie gemoedstoestand, maar het slaat, als het te weinig tegenspel krijgt van de andere sappen, snel om in kilte en gevoelloosheid. Bij een sanguinicus ten slotte loopt het bloed te snel naar het hoofd. Hij is het tegenovergestelde van de flegmaticus en manifesteert zich als volbloed heethoofd.

Deze vier sappen werden vroeger aangeduid met het woord humorem, waar ons woord ‘humor’ of ‘humeur’ vandaan komt. ‘Humorem’ betekent vocht. Onze gemoedstoestand hangt dus samen met nattigheid. Wie uit zijn hum is, laat de verkeerde sap in zijn binnenste klotsen. Tot ver in de 17e eeuw zouden de mensen ‘humor’ in deze betekenis begrijpen. Ze geloofden in humorale pathologie: ziekten van lichamelijke of geestelijke aard worden veroorzaakt door een onevenwichtige sappenhuishouding. De gedachte dat humor samenhangt met vrolijkheid is pas vrij recent. Belangrijk voor ons begrip van de humor is dat het meest lachwekkende vaak ook het meest tragische is. Humor leeft immers van tegenstellingen. De beroemde Franse surrealist André Breton wist waar hij het over had toen hij, ergens in de jaren dertig van de vorige eeuw, de term ‘zwarte humor’ bedacht. Dit soort humor moet men niet verwarren met de zwarte gal. Daarvoor is ze te cynisch en te bijtend.

Ik moest denken aan de sappenleer van Hippocrates of Galenus, de twee beroemdste antieke geneesheren, toen ik niet lang geleden te horen kreeg dat bestuurders en hoogleraren aan mijn eigen universiteit ingewijd werden in de kleurentheorie die onder managers zo populair is. U weet waar ik het over heb. Wie geel denkt, denkt in complexiteiten en wil belangen bijeenbrengen; wie blauw denkt, denkt vooral in termen van formaliteit en maakbaarheid. Ik geloof – want ik weet het natuurlijk niet precies – dat er ook nog witdenken, rooddenken en bruin- of groendenken zijn. Het probleem voor de mensen die in hun denken en hun gemoed al te zeer gedomineerd worden door één kleur is dat ze niet meer ‘on speaking terms’ zijn met mensen die bevangen zijn door een andere kleur. Mensen worden aliens voor elkaar. Je moet dus, als je tenminste goed wilt leidinggeven, in staat zijn kleuren in je hoofd te mengen. Precies zoals de antieken dachten dat je moet verhinderen dat een bepaalde sap dominant wordt, zo moet de tegenwoordige manager verhinderen dat een bepaalde kleur dominant wordt.

Niemand gelooft vandaag nog in de sappentheorie, maar van het bijgeloof in kleuren zijn we nog lang niet af. Niet lang geleden sprak ik een lieve dame in een mooi café. Ze was consulente en coach en goed thuis in sappen. Ze begreep helemaal niet wat ik zei en verweet me dat ik ‘blauw’ dacht. Een mooiere afwijzing heb ik nooit gehad, zeker ook omdat ik me voor haar geen kleur kon bedenken en zij in een mysterieuze kleurloosheid ergens op een andere planeet moest blijven hangen. Ik werd er door en door melancholisch van. En nu merk ik dat de universiteit, in navolging van tal van andere organisaties, de leiderschapscrisis ook te lijf wil met kleuren. Het zal niet lang meer duren of de professoren, decanen en rectoren besprenkelen elkaar met sappen. Zoiets kun je gerust humor noemen. Misschien zelfs zwarte humor.

Over Rene ten Bos

René ten Bos (1959) is hoogleraar filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en honorary professor aan de Universiteit van St Andrews in Schotland. Hij is voornamelijk geïnteresseerd in kritische management theorieën en heeft gepubliceerd over verschillende onderwerpen, zoals organisatie-ethiek, strategisch management en genderstudies.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden