Naar aanleiding van de Franse weigering mee te doen aan de oorlog in Irak, veronderstelde Bush Jr. bij een lezing in ____ – als ik me niet vergis gebeurde het in Ford Knox en was de lezing een peptalk voor soldaten die in Irak moesten vechten – dat de Fransen niet de taal hebben om ondernemend te denken.
Ik mis Bush. Ik had hem lief om dit soort uitspraken. De bengel. Sinds hij weg is, komen zulke mooie citaten nooit meer uit het Witte Huis. Onder zijn opvolger is het een oord van correctheid en dus betekenisloosheid geworden.
Natuurlijk had Bush ongelijk. De term ‘entrepreneur’ is immers a_ omstig van de Franse econoom Jean-Baptiste Say (____-____). Deze belangrijke grondlegger van het klassiek-liberale denken in de economie introduceerde het begrip in zijn Traité d’économie politique ou simple exposition de la manière dont se forment, se distribuent et se composent les richesses. Dit boek, dat in simpele termen wil uitleggen hoe welvaart gecreëerd wordt en hoe politiek daaraan een bijdrage kan leveren, werd pas in ____ gepubliceerd. Elf jaar nadat het af was. Says politieke en morele opvattingen vielen meestal niet in goede aarde bij zijn bonapartistische tijdgenoten. Min of meer noodgedwongen verliet Say rond de eeuwwisseling de politiek om zich vervolgens te wijden aan het ondernemerschap. Hij leidde lange tijd een katoenbedrijf waar ongeveer ___ mensen werkten.
Hij was dus zelf een entrepreneur.
Als we ons dit realiseren, dan begrijpen we misschien dat Says beschrijving van de entrepreneur enigszins narcistisch is. Het gaat volgens hem om iemand die een vitale en creatieve rol in de economie speelt doordat hij niet wacht op wat anderen doen, maar zelf het initiatief neemt en daarmee ook zelf alle risico’s loopt. De ondernemer kenmerkt zich hierbij door een excellent moreel oordeelsvermogen en een gedegen kennis van de wereld. Dat die ondernemer wat weet is belangrijk, omdat welvaart door Say niet zozeer begrepen wordt in termen van geld of kapitaal, maar als iets dat abstract, welhaast metafysisch is en dat juist daardoor alleen maar baat kan hebben bij verbeeldingskracht, creativiteit en vernieuwing.
Natuurlijk is dit allemaal muziek in de oren van de klassieke liberaal, maar je moet niet denken aan de trieste situatie van iemand die deze inzichten over de ondernemer aan Bush Jr. moet uitleggen. Op de achtergrond speelt bij Say echter een vrij triviale gedachte die ook voor dombo’s als Bush te vatten moet zijn. Waarde hangt volgens hem niet af van de hoeveelheid werk die in een product zit, maar van het nut dat dit product heeft in de ogen van klanten. Entrepreneurs zijn mensen die eerder dan anderen in de smiezen hebben wat mensen nuttig vinden. Van Say tot Ford, van Jobs tot Gates: het gaat om bemiddelaars in waarde en nut. Over de katoenplukkers en -spinners hoor je verder geen woord.
Omdat in dit denkschema waarde en nut dus losgekoppeld worden van arbeid, zal het geen verbazing wekken dat een andere grote econoom, Karl Marx, die Franse ‘meneer Say’ helemaal niets vond. Eigenlijk wil hij er niet te veel woorden aan vuilmaken. In Das Kapital besteedt hij slechts een paar voetnoten aan diens denkbeelden. Hij identifi ceert de katoenondernemer als ‘een vulgariserende econoom’. Say wilde simpel en toegankelijk schrijven, Marx wilde wetenschappelijk schrijven. Say nam volgens hem de wetenschappelijkheid van de economische discipline met een veel te grote korrel zout. Het gevolg: zouteloos ondernemersgeklets van het allerlaagste allooi. Het denkvermogen van meneer Say: ‘fade’ en ‘abgeschmackt’.
Nog steeds zweeft de ondernemer in onze samenleving ergens tussen bewondering en minachting. Das Kapital is dus geen prettig boek voor ondernemers. Maar het staat vol met welluidende voetnoten waarin Marx zijn eigen onwetenschappelijke ergernissen naar voren laat komen. Voor hem is de ondernemer helemaal geen vitale en creatieve geest. Eerder lijkt hij op de dommige en vulgaire katoenondernemer die hij in Say zag. Bush groeide op in katoenplukkersstreken. Het is dus niet een klein beetje ironisch dat hij zo slecht van zijn eigen soortgenoten en geestverwanten, ook al kwamen ze uit Frankrijk, op de hoogte was. Zijn uitspraak over entrepreneurs ontroert mij.
Over Rene ten Bos
René ten Bos (1959) is hoogleraar filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en honorary professor aan de Universiteit van St Andrews in Schotland. Hij is voornamelijk geïnteresseerd in kritische management theorieën en heeft gepubliceerd over verschillende onderwerpen, zoals organisatie-ethiek, strategisch management en genderstudies.