Sinds Hugo de Groot in het begin van de 17e eeuw in opdracht van de nog jonge VOC het dogma van de vrije zee formuleerde, weten we dat handel en water innig samengaan. Waarom eigenlijk? De mare liberum zee is een plek waar God noch gebod heerst en handel houdt van wetteloosheid. Onbeperkte toegang hebben en krijgen, is het enige wat echt telt. De Groot is er klip en klaar over: de zee is niet van jou of mij, maar van alle mensen. Dus is Iedere belemmering voor het handelsverkeer niets meer en niets minder dan een oorlogsverklaring. Moreel wordt het standpunt gelegitimeerd door er op te wijzen dat de zee, anders dan het land, geen schaarste kent: ze is oneindig en haar rijkdommen zijn dat ook. Iedere staat moet er van kunnen profiteren. Als iemand de zeeën voor zichzelf opeist, dan is dat vragen om moeilijkheden.
Het dogma van de vrije zee staat steeds meer onder druk. De oceanen zuchten onder de toenemende druk van de mens. Van de zeven miljard mensen die op onze planeet wonen, woont meer dan de helft in een kuststreek. Anders gezegd, dagelijks misbruiken vier miljard mensen de zee. Het gevolg is dat zelfs de zee haar schaarstes heeft leren kennen. Niet alleen blijken tal van vissoorten zeldzaam te worden, maar hetzelfde geldt voor plantensoorten. Wat ooit onuitputtelijk leek, is dat al lang niet meer. De zee moet daarom van haar vrijheid ontdaan worden. Toezicht en controle zijn noodzakelijk. Dat is niet eenvoudig. Wie het water op onze planeet wenst te controleren, loopt grote risico’s op mislukkingen. Toen de Engelsen in de 18e en 19e eeuw probeerden de meanderende riviertjes door West-Bengalen te kanaliseren, veroorzaakten ze een ecologische catastrofe waar de tegenwoordige bewoners nog steeds last van hebben.
Wat met rivieren niet kan, lijkt met grotere wateroppervlaktes al helemaal onmogelijk. Zeeën controleren is een irreële gedachte. Een schip doorklieft miljarden watermoleculen, maar die sluiten eensgezind weer de rijen als het vaartuig voorbij een bepaald punt is. De zee, schreef De Groot, laat geen sporen na. Omdat er geen controle is, zijn rampzalige toestanden op de schepen vaak het gevolg. Mensen die bijvoorbeeld op olietankers werken, hebben vaak geen papieren en zijn overgeleverd aan rechteloosheid of aan capriolen van schimmige bazen die maar één ding willen: geld verdienen met de lading die ze vervoeren. Van fatsoenlijk human resource management is nergens sprake.
Boosasoo is een stad in het noorden van Somalië die uitkijkt over de Golf van Aden. Ze geldt als één van de gevaarlijkste steden ter wereld. Een mensenleven telt er niet en ontvoeringen zijn schering en inslag. De stad is echter ook verrassend welvarend. Je ziet er mensen met tassen vol dollarbiljetten over straat sjokken. De reden voor deze welvaart is de piraterij. Hoewel de Europese Unie piraterij in de regio, mede aangemoedigd door de Verenigde Staten, te vuur en te zwaard bestrijdt, is de piraterij voor een arme Somaliër een gouden kans zijn leven een andere wending te geven. Tot 2000 kilometer varen de piraten in hun kleine skiffs uit de kust, op zoek naar cruiseboten en koopvaardijschepen. In de media worden ze als terroristen omschreven. Dat is juridische gemakzucht, want wie een terrorist is, is niet een vijand van jou of mij, maar een vijand van de mensheid als zodanig: hostis humani generis. Dat geeft Europese staten het recht piraterij waar dan ook ter wereld te bestrijden.
Er worden successen gemeld in de strijd tegen de piraterij. Controle en toezicht hebben kennelijk hun effect. Toch neemt het aantal piraten wereldwijd toe. In Boosasoo zijn er in ieder geval niet veel die een hekel aan piraten hebben. Ze genieten van de voordelen die de wetteloze zee hen biedt. In de laatste tien jaar groeide het inwonersaantal van de stad van 50.000 naar 500.000. Het lijkt me naïef te denken dat dit allemaal vijanden van de mensheid zijn. Ik denk dat piraterij een bijzondere en ook gevaarlijke vorm van ondernemerschap is.
Over Rene ten Bos
René ten Bos (1959) is hoogleraar filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en honorary professor aan de Universiteit van St Andrews in Schotland. Hij is voornamelijk geïnteresseerd in kritische management theorieën en heeft gepubliceerd over verschillende onderwerpen, zoals organisatie-ethiek, strategisch management en genderstudies.