In onze technologische maatschappij vertrouwen wij blindelings op allerlei apparaten. Wij trekken de werking en de veiligheid ervan nauwelijks in twijfel. Het zijn allemaal producten van de ‘harde’ natuurwetenschappen. Sociale wetenschappers hebben het niet zo gemakkelijk. Men kenmerkt sociale wetenschappen ook wel als ‘zacht’. Toch maken ook deze wetenschappers gebruik van algemeen aanvaarde methoden om hun theorieën te onderbouwen. Vanwaar dan toch dit wantrouwen?
Het probleem voor een wetenschap zoals de sociale psychologie is dat wij allemaal ‘ervaringsdeskundigen’ zijn. Het wordt allemaal nog eens verergerd doordat wij menen te weten hoe mensen zich gedragen. Het is niet zo ongrijpbaar als de een of andere lastige wiskundige formule met van die rare symbolen. Ik hoorde een bevriende wiskundige professor ooit zeggen: ‘Tja Michel, wanneer mensen me vragen wat ik doe voor de kost en ik zeg dat ik wiskundige ben, dan volgt er een geijkte reactie in de trant van "dat is nogal ingewikkeld", en men gaat meteen over op een ander onderwerp.’
Zo gemakkelijk komen die sociaal-psychologen niet van ons af. Neem bijvoorbeeld een fenomeen wat uitgebreid is onderzocht. Wanneer je mensen vraagt of geld gelukkig maakt, zullen velen antwoorden: ‘Natuurlijk maakt geld gelukkig! Wij hebben direct allerlei visioenen, van verre stranden, luxe jachten en snelle sportauto's. Als ik toch eens rijk was dan...
Toch blijkt uit onderzoek van onder andere Daniel Kahneman dat geld ons slechts gelukkig maakt binnen zekere grenzen. Tot een inkomensgrens van 60.000 dollar blijkt geluk te koop. Maar meer verdienen dan dit bedrag draagt nauwelijks bij aan het geluksgevoel. Zoiets druist in tegen ons gevoel en daarom wijzen wij dit onderzoek gemakkelijk af. Wat weten die nerds in hun ivoren torens nou van het échte leven? Zelf geloofde ik vroeger ook dat geld gelukkig maakte. De waarheid blijkt dus een tikje weerbarstiger dan ik voor mogelijk hield.
Wat ons parten speelt, is onze mening. Over ‘harde’ wetenschappen hebben de meeste mensen geen mening, over de ‘zachte’ levenswetenschappen des te meer. Als je dus naar iemands mening vraagt, krijg je vaak een waardeoordeel of een weergave van bepaalde diepgewortelde overtuigingen. Daar kun je niet tegenop discussiëren.
Het is een bekende overtuigingswet: zodra iemand een mening heeft uitgesproken, blijft hij er aan en in hangen. Net zoals een schip aan een anker. En dat zelfs wanneer er overweldigend bewijs is van het tegendeel. Het is het bekende consistentieprincipe van Cialdini.
Ons brein zit barstensvol met wat men ook wel ‘intellectuele zwarte gaten’ noemt. Allerlei vastgeroeste overtuigingen staan een objectieve kijk op de zaken in de weg. Een astronomisch zwart gat slokt alles op wat zich in de buurt waagt. Er is geen ontsnappen aan. Eenmaal gevangen is het onzichtbaar.
Een intellectueel zwart gat heeft soortgelijke effecten. Nieuwe of afwijkende ideeën worden meedogenloos opgeslokt en verdwijnen in het oneindige niets. Ons brein is nou eenmaal geprogrammeerd om patronen te herkennen. Ook waar ze niet zijn. Dan bedenken wij die patronen gewoon op basis van enkele subjectieve ervaringen of waarnemingen. Daarbij verliezen wij al gauw uit het oog dat er ook tal van waarnemingen zijn die onze theorieën niet ondersteunen.
Ik zie het verschijnsel ook steeds vaker terug in boeken. Zoals in boeken waarin auteurs een nieuwe trend aankondigen. Men formuleert een theorie en zoekt er vervolgens de gegevens bij die deze theorie ondersteunen. En zo raakt een belangrijke peiler van het wetenschappelijke proces in de verdrukking: objectief zoeken naar feiten en vooral zoeken naar gegevens die de theorie weerspreken.
Je zou wetenschap kunnen definiëren als een zoektocht naar de waarheid. Goede wetenschappers blijven altijd twijfelen en zoeken naar betere verklaringen. Helaas is twijfel een eigenschap die weinig bewondering oogst. Ons brein is een dictator. Een soort van fantasiefabriek: het eist zekerheid. Of moet ik zeggen schijnzekerheid?