Column

Het magisch management van Robert Jasper Grootveld

Zomer 1979. Ik ben gaan wonen op een groot oud motorjacht en zal dat weten ook. Met pech onderweg varen we de ‘Nymphaea’ over het IJsselmeer naar de werf van de gebroeders Metz in Urk. Na nog meer bloedstollend avontuur (het schip valt bij het hellingen bijna om) staan we eindelijk droog. Op zondagavond komt een bekende figuur de werf op wandelen. Ik was nog een brave gymnasiast in het brave Bussum toen de antirookmagiër Robert Jasper Grootveld in 1964-65 zijn wonderlijke rituelen rondom het Lieverdje opvoerde. Nu stapt deze levende legende via de ladder aan boord.

Pierre Pieterse | 31 maart 2009 | 3-5 minuten leestijd

Zijn piemschuimen vlot Management-I was diezelfde dag naar de haven van Urk teruggesleept na een vergeefse poging om de beruchte ondiepte Het Vormt te ronden. Het vlot was onder zijn begeleiding gebouwd door politiemannen (!!) die een cursus management volgden in het studiecentrum voor hogere politieambtenaren in Warnsveld. Ze hadden het in de IJssel te water gelaten, Grootveld had van zijn honorarium een buitenboordmotor aangeschaft en blijmoedig koers gezet naar de Wadden, maar kwam dus niet ver.

Ik besefte op dat moment nauwelijks hoezeer deze 45-jarige man de wandelende culturele revolutiegeest van de jaren zestig was. Pas nu ik het boek lees van Eric Duivenvoorden, ‘Magiër van een nieuwe tijd’, snap ik dat bewonderaars zoals Jan Vrijman, Freek de Jonge, Remco Campert en Henk Hofland in hem een unieke voorloper en gangmaker zagen die Nederland een vrolijker en vrijmoediger aanzien heeft gegeven: ‘In den beginne was Robert Jasper Grootveld.’

Grootveld en Provo waren vooral mediafenomenen. Daarmee doe ik niets af aan hun culturele betekenis. Integendeel: beide waren juist voorlopers van een cultuur van verbeelding, publiciteit, imago en merkbewustzijn die inmiddels de gehele economie en samenleving naar zijn hand heeft gezet. Grootveld is zich al vroeg bewust van zijn roeping (‘beroemd worden’) en de noodzaak zichzelf een spectaculair imago aan te meten. Vanaf het moment dat hij in 1955 op zelfgebouwde vlotjes door de Amsterdamse grachten peddelt, trekt hij de aandacht van de media. In surrealistische kleding voert hij straatacts op als ‘neo absurdistisch experimenteel exhibitionistisch modist’ of kortweg ‘exhibiel’.

Zijn obsessie met zelfpromotie verbond zich met het beeld van de medicijnman en focust steeds meer op (rook)verslaving en (sigaretten)reclame. De voortdurende herhaling van beelden en reclamespreuken doet hem doen denken aan toverdokters die anderen onder hypnose brengen. In het Westen is het vooral de reclame die de massa hypnotiseert en dompelt in verslaving. Hij begint affiches te bekladden met ‘Kanker’: een tegenactie die plaatsvindt in dezelfde herhalingstrance. Net als in de beroemde séances rond het Lieverdje ziet Grootveld zichzelf als een geestenbezweerder die de consumptieverslaving te lijf gaat, te beginnen met de bezwering van de rookgeest.

De ‘antirookmagiër’ blijft zelf overigens stevig doorroken: ‘Ik ben een exhibitionist van mijn eigen verslaving.’ Die gespletenheid is kenmerkend voor Grootveld. In plaats van zijn boodschap te ondermijnen, wijst zij juist op de dubbelhartigheid waaraan elke consument lijdt, die zelf altijd meedoet en medeschuldig is aan de collectieve verslaving. De reclame is zowel de vijand als het medium van verzet ertegen. Magie moet worden bezworen door tegen-magie. ‘Imaazje’ is alles en buiten het beeld is er niets. Wat we tegenwoordig in goed Nederlands oneliners, soundbytes, mediahypes en branding noemen is in feite door Grootveld uitgevonden. Hij is de voorloper van mediafiguren die we tegenwoordig in veel groter getale tegenkomen. Zonder Grootveld zou een politieke dandy als Fortuyn bijvoorbeeld ondenkbaar zijn geweest.

De dubbelzinnige macht van de verbeelding wordt nergens anders zo tastbaar als in de mythe van Sinterklaas. Tijdens de eerste happening die in Nederland als zodanig benoemd wordt, in 1962, verklaart Grootveld dat Klaas aan hem is verschenen, dat hij nu een knecht van hem is geworden en van hem gaat getuigen, ‘want hij is een wonder’. Grootveld is uitgedost als Zwarte Piet, met zwartgeschilderd gezicht en rode lippen, en draagt boven zijn gladde kousen een jarretelgordeltje en een kanten broekje, in dezelfde androgyne stijl als die van zijn eerdere straatperformances. Hij sticht de K-Kerk (zowel Kankertempel als Klaas-Kerk), die is gewijd aan het beleven van het mysterie en het ‘wachten op Klaas’.

De performance en het ‘doen alsof’ vormen opnieuw het hart van het ritueel. Het eigenaardige is dat Grootveld van jongs af aan doorziet dat Sinterklaas niet bestaat, maar gefascineerd is door de manier waarop iedereen, zowel kinderen als volwassenen, meegaat in de collectieve opvoering van de mythe. Dat is het eigenlijke wonder: doordat iedereen het spel meespeelt, houdt de mythe stand en krijgt Klaas bestaansrecht. ‘Klaas is de verlosser. Als je maar lang genoeg om hem blijft roepen en zijn naam blijft herhalen, dan komt hij op een gegeven moment echt’. Door iets te benoemen, verleen je het een bestaan. Van dat inzicht in de magie van het woord en het beeld is Grootveld de profetische aanzegger geweest. Het is het wonder van de performatieve schepping van de werkelijkheid, waarvan we de voltrekking elke dag in de media, de reclame, de politiek, de religie en het management (zeker dat by speech) kunnen aanschouwen.

Over Pierre Pieterse

Pierre Pieterse was tot februari 2022 hoofdredacteur van Managementboek Magazine.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden