Deze mechanistische kijk heeft in de medische wetenschap geholpen om de werking van organen en het verloop van ziektes in kaart te brengen. Maar op andere plekken lopen onderzoekers, filosofen en ook wijzelf tegen de nadelen van de vergelijking aan.
Psycholoog Richard Epstein fulmineerde al eens tegen het brein dat informatie codeert, representaties opslaat en volgens algoritmes verwerkt. Hij noemt op wat er allemaal verloren gaat in deze metafoor, van de sociale context tot de levensgeschiedenis van de eigenaar van het brein. Zelfs als het mogelijk is om een momentopname te maken van de staat van het brein, ‘dan is die betekenisloos tenzij we de hele levensgeschiedenis kennen van de eigenaar van dat brein – en misschien zelfs de hele sociale context kennen waarin hij of zij is opgegroeid.’
Maar er wordt meer over het hoofd gezien door de computermetafoor, zo bleek uit een mooi artikel over metaforen van Lynn Berger bij De Correspondent. Wat te denken van plasticiteit van het brein, het zelfherstellende vermogen van de hersenen? En concepten als kwaliteit van leven, emotie of welzijn? Die blijven vanzelf buiten beschouwing als je over het brein denkt in termen van een machine.
Terwijl de machinemetafoor ons denken en handelen wel een bepaalde richting op stuwt. Berger: ‘Weinig ruimte ook, voor stilstand of contemplatie – want machines zijn altijd bezig, altijd in beweging.’ De batterijmetafoor maakt het bovendien ‘wel erg gemakkelijk om alles, ook je dagje in de sauna of je vakantie in Kroatië, te zien als iets wat in dienst staat van je productiviteit.’
‘Dat is fijn voor de prestatiemaatschappij, die haar ingezetenen aanmoedigt om continu “het beste uit zichzelf te halen” en de scheidslijn tussen werk en privé volledig op te heffen – maar minder fijn voor het individu. Want dat moet collectieve problemen als oververmoeidheid en burn-out maar bestrijden met individuele oplaadmomentjes, in plaats van met structurele, systematische veranderingen.’
Waarvan acte.