Charles Alexander zet er flink de vaart in. Hoewel hij in de zeventig is rijdt hij me er steeds uit. De zon brandt genadeloos op onze kale koppen. Vandaag laat hij me Detroit, zijn geboortestad, zienÂ…op de fiets. Hij is kunstenaar, columnist en maakt radioprogramma’s. Maar vandaag heeft hij voor mij vrij gemaakt.
Fietsen is trouwens heel bijzonder in dit epicentrum van de voormalige automobielindustrie. Er zijn namelijk geen fietspaden. Detroiters kijken je gek aan als ze je zien rijden. Het is ook niet zonder gevaar want de automobilisten zijn het niet gewend. We rijden dan ook bij voortduring aan de linkerkant van de weg, het verkeer tegemoet.
"Kijk." Charles is gelukkig even gestopt. Ik weet inmiddels dat ik dan een korte uitleg krijg, even mag kijken om vervolgens weer in de zwaarste versnelling verder te ploeteren. "Dit was het Central Station van Detroit."
Na een duistere gribustunnel onder de I-94 die uitstekend geschikt zou zijn voor een gruwelijke detective, staan we voor de resten van het grote station. Het is een gebouw van twintig verdiepingen hoog, heeft ingangen met klapperende deuren en je vangt een glimp op van de verlaten perrons. Vanuit de ingewanden klinkt het geluid van kapotte waterleidingen.
"Ik heb dit nog gekend in mijn jeugd. Heb er zelfs in de jaren vijftig gewerkt, net voordat ik naar Waynes University ging. Maar toen de vliegtuigen kwamen, sloten de stations. En met de auto’s voor de massa’s verdwenen de bussen en de trams." Zegt Charles.
Ik begin van de ruïnes van Detroit te houden en bedenk me hoe de reizigers van de zeventiende en achttiende eeuw zich vergaapt moeten hebben aan het Colosseum in Rome. Dat moet er ook ooit zomaar hebben gestaan, verlaten als ruïne, te weinig geld en te veel moeite het te verwijderen, terwijl het toch niet in de weg stond.
En, hoe pervers het ook klinkt, ik begin de positieve vibes van deze gemankeerde stad te voelen. Niets is nog ‘gegentrificeerd’ en ‘verkitscht’ zoals Soho in Londen, het Quartier Latin in Parijs, The Village in New York of de Jordaan van Amsterdam. Waar de beleveniseconomie is neergestreken, is het gedaan met de belevenis. Of neem steden waar ze broedplaatsen creëren voor kunstenaars. Alsof de echte creativiteit zich laat managen!
De ruïnes zijn hier nog van het heden. Ik bedoel daarmee dat we ze nog kunnen zien zoals onze voorouders ze zagen, als functionele gebouwen, als lelijke en mooie dingen. Ze zijn nog geen museale objecten geworden en opgenomen in de canon van mooie en pittoreske gebouwen. Er zijn geen openingstijden en een kassa met een mijnheer erachter, laat staan educatieve programma’s. Daardoor kunnen we ze nog onbevangen zien zoals ze ooit waren. De kassa, de lijst, het museum maken een ding tot kunst en geschiedenis, omdat zij dit in een museale, historische context plaatsen. Daar heeft dit station geen enkele last van.
Er is nog iets anders aan de hand met al die vergeten en verwilderde straten, tuinen en parkjes. Je ziet dat ze aan hun lot zijn overgelaten. Hier geen overheid die de staat van de bermen inventariseert en er ‘beleid op maakt’. Geen regels voor de moestuintjes die je overal en nergens ziet. De organisatiemaatschappij heeft zich godzijdank eens teruggetrokken. Dat geeft een groot gevoel van vrijheid.
Let’s go!
Charles is alweer op zijn racefiets gestapt. We gaan naar de volgende vergeten plek van deze godverlaten stad waar niemand wil zijn, en die daarom zo ‘special’ is.
Over Joep Schrijvers
Joep Schrijvers doet onderzoek naar westerse advies- en lesboeken voor vorsten, bestuurders en managers van Homerus tot Covey. Hij is schrijver van succesvolle, kritische boeken en artikelen over management, mens en maatschappij.